Kerkdiensten kijken of luisteren

Er is op dit moment een uitzending
U kunt nu meeluisteren

Klik op ▶ afspelen

 
Uitzending met beeld, klik   hier om te kijken.


Zondag 13 juli 2025, ochtenddienst

Voorganger: ds. R.C. Verburg
Welkom
Dank U voor deze nieuwe morgen (Op Toonhoogte 146)
Dank U voor deze nieuwe morgen,
dank U voor elke nieuwe dag.
Dank U dat ik met al mijn zorgen
bij U komen mag.

 
Dank U voor alle goede vrienden,
dank U, o God voor al wat leeft,
dank U voor wat ik niet verdiende:
dat U mij vergeeft.

 
Dank U voor alle bloemengeuren,
dank U voor ieder klein geluk,
dank U voor alle held’re kleuren,
dank U voor muziek.

 
Dank U dat U in moeilijkheden,
dank U dat U in pijn en strijd,
dank U dat U in alle tijden
toch steeds bij ons zijt.

 
Dank U dat U hebt willen spreken,
dat U, U hoort een ieders taal.
Dank U dat U het brood wilt breken
met ons allemaal.

 
Dank U dat ons uw woord bewaarde,
dank U dat U uw Geest ons geeft.
Dank U dat ieder mens op aarde
van uw liefde leeft.

 
Dank U, uw liefde kent geen grenzen,
dank U dat ik nu weet daarvan.
Dank U, o God, ik wil U danken
dat ik danken kan.
Stil gebed, votum en groet (staande)
Openingstekst
Prijst de Heer met blijde galmen (Opwekking 221: 1, 2, 3)
Prijst de Heer met blijde galmen,
gij, mijn ziel, hebt rijke stof.
’k Zal zolang ik leef, mijn psalmen,
vrolijk wijden aan Zijn lof.
’k Zal zolang ik ’t licht geniet,
Hem verhogen in mijn lied.
Hem verhogen in mijn lied.

 
Zalig hij, die in dit leven
Jacobs God ter hulpe heeft;
hij, die door de nood gedreven,
zich tot Hem om troost begeeft,
die zijn hoop in ’t hach’lijkst lot,
vestigt op de Heer zijn God.
vestigt op de Heer zijn God.

 
’t Is de Heer, wiens alvermogen,
’t groot heelal heeft voortgebracht.
Die genadig, uit de hoge,
ziet, wie op Zijn bijstand wacht,
en aan elk, die Hem, verbeidt,
trouwe houdt in eeuwigheid.
trouwe houdt in eeuwigheid.
Lezing van Gods wet: Exodus 20: 1-17
1Toen sprak God al deze woorden: 2Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft. 3U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. 4U zult voor uzelf geen beeld maken, geen enkele afbeelding van wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is. 5U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten, 6maar Die barmhartigheid doet aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn geboden in acht nemen. 7U zult de Naam van de HEERE, uw God, niet ijdel gebruiken, want de HEERE zal niet voor onschuldig houden wie Zijn Naam ijdel gebruikt. 8Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt. 9Zes dagen zult u arbeiden en al uw werk doen, 10maar de zevende dag is de sabbat van de HEERE, uw God. Dan zult u geen enkel werk doen, u, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw slaaf, noch uw slavin, noch uw vee, noch uw vreemdeling die binnen uw poorten is. 11Want in zes dagen heeft de HEERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee, en al wat erin is, en Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de HEERE de sabbatdag, en heiligde die. 12Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de HEERE, uw God, u geeft. 13U zult niet doodslaan. 14U zult niet echtbreken. 15U zult niet stelen. 16U zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste. 17U zult niet begeren het huis van uw naaste. U zult niet begeren de vrouw van uw naaste, noch zijn slaaf, noch zijn slavin, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets wat van uw naaste is.
Uw Woord is een lamp voor mijn voet (ELB 262)
Uw Woord is een lamp voor mijn voet
en een licht op mijn pad.
Uw Woord is een lamp voor mijn voet
en een licht op mijn pad.
Uw Woord is een lamp, uw Woord is een licht.
Uw Woord is een lamp voor mijn voet
en een licht op mijn pad.
Gebed
Kindermoment
Als je bidt zal Hij je geven (Op Toonhoogte 475)
Als je bidt zal Hij je geven.
Als je klopt aan de deur, Zal Hij opendoen
Als je zoekt dan zul je 't vinden, halleluja.
Halleluja, halleluja, halleluja.

 
Als je de Vader vraagt om een brood,
Geeft Hij je zeker nooit een steen.
Al je gebeden klein of groot,
heus Hij vergeet er niet één.

 
Als je bidt zal Hij je geven.
Als je klopt aan de deur, Zal Hij opendoen
Als je zoekt dan zul je 't vinden, halleluja.
Halleluja, halleluja, halleluja.

 
Als je Mijn Vader iets wilt vragen,
Vraag in Mijn naam Ik zal het doen.
Ik ben met je alle dagen,
Ik ben dezelfde als toen.

 
Als je bidt zal Hij je geven.
Als je klopt aan de deur, Zal Hij opendoen
Als je zoekt dan zul je 't vinden, halleluja.
Halleluja, halleluja, halleluja.
Bijbeluur voor de kinderen van groep 2 t/m 4
Bijbellezing: 1 Samuel 1: 1-20
1Er was een man uit Ramathaïm-Zofim, uit het bergland van Efraïm, en zijn naam was Elkana, een zoon van Jeroham, de zoon van Elihu, de zoon van Tochu, de zoon van Zuf, een Efrathiet. 2En hij had twee vrouwen. De naam van de ene was Hanna en de naam van de andere Peninna. Nu had Peninna kinderen, maar Hanna had geen kinderen. 3Deze man ging van jaar tot jaar zijn stad uit om zich in Silo voor de HEERE van de legermachten neer te buigen en offers te brengen. Daar waren de twee zonen van Eli, Hofni en Pinehas, priesters van de HEERE. 4Wanneer de dag kwam dat Elkana een offer bracht, gaf hij delen van het vlees aan Peninna, zijn vrouw, en aan al haar zonen en haar dochters. 5Maar aan Hanna gaf hij een speciaal deel, want hij had Hanna lief; maar de HEERE had haar baarmoeder toegesloten. 6Haar tegenpartij treiterde haar telkens weer om haar kwaad te maken, omdat de HEERE haar baarmoeder toegesloten had. 7En zo ging het jaar op jaar. Zo dikwijls als zij naar het huis van de HEERE ging, treiterde zij haar zo; dan huilde zij en at niet. 8Elkana, haar man, zei dan tegen haar: Hanna, waarom huil je, waarom eet je niet, en waarom is je hart verdrietig? Ben ik je niet meer waard dan tien zonen? 9Toen stond Hanna op, nadat men in Silo gegeten en gedronken had. Nu zat Eli, de priester, op een stoel bij een deurpost van de tempel van de HEERE. 10Bitter van gemoed bad zij tot de HEERE en zij huilde erg. 11Zij legde een gelofte af; zij zei: HEERE van de legermachten, wanneer U werkelijk de ellende van Uw dienares aanziet, aan mij denkt en Uw dienares niet vergeet, maar aan Uw dienares een mannelijke nakomeling geeft, dan zal ik die voor al de dagen van zijn leven aan de HEERE geven, en er zal geen scheermes op zijn hoofd komen. 12En het gebeurde, toen zij lang bleef bidden voor het aangezicht van de HEERE, dat Eli op haar mond lette. 13Want Hanna sprak in haar hart; alleen haar lippen bewogen, maar haar stem werd niet gehoord. Daarom hield Eli haar voor dronken. 14En Eli zei tegen haar: Hoelang zult u zich nog dronken gedragen? Ontdoe u van uw wijn. 15Maar Hanna antwoordde en zei: Nee, mijn heer, ik ben een diepbedroefde vrouw; ik heb geen wijn of sterkedrank gedronken, maar ik heb mijn ziel uitgestort voor het aangezicht van de HEERE. 16Houd uw dienares toch niet voor een verdorven vrouw, want vanwege de veelheid van mijn gedachten en mijn verdriet heb ik tot nu toe gesproken. 17Toen antwoordde Eli en zei: Ga in vrede, en de God van Israël zal u geven wat u van Hem gebeden hebt. 18Zij zei: Laat uw dienares genade vinden in uw ogen. Vervolgens ging de vrouw haars weegs. Zij at weer en haar gezicht stond bij haar niet meer als voorheen. 19Zij stonden 's morgens vroeg op, bogen zich neer voor het aangezicht van de HEERE, keerden terug en kwamen aan bij hun huis in Rama. Elkana kwam bij zijn vrouw Hanna, en de HEERE dacht aan haar. 20Het gebeurde na verloop van dagen dat Hanna zwanger werd. Zij baarde een zoon en gaf hem de naam Samuel, want, zei ze, ik heb hem van de HEERE gebeden.
Psalmen voor nu 142: 1, 2, 4, 6
Wanhopig schreeuw ik tot de HEER;
mijn zorgen werp ik voor Hem neer.
Ik smeek om hulp, ik roep Hem luid;
mijn klachten stort ik voor Hem uit.

 
Toen ik geen kracht meer over had
was U erbij, U kent mijn pad.
Maar onderweg dreigt het gevaar:
er ligt een valstrik voor me klaar.

 
Ik roep tot U, ik blijf erbij:
U bent het toevluchtsoord voor mij.
HEER, alles wat ik heb, bent U.
Zie mijn ellende, help mij nu.

 
Laat mij in vrijheid verdergaan,
dan hef ik weer een loflied aan
met ieder die rechtvaardig leeft:
U bent het die bescherming geeft.
Verkondiging: Blijf het verwachten van de Heer!
Als g' in nood gezeten (JdH 7)
Als g’ in nood gezeten,
geen uitkomst ziet,
wil dan nooit vergeten:
God verlaat u niet.
Vrees toch geen nood!
’s Heren trouw is groot,
en op ’t nacht’lijk duister,
volgt het morgenrood.
Schoon stormen woeden,
ducht toch geen kwaad;
God zal u behoeden,
uw toeverlaat.

 
God blijft voor u zorgen,
goed is de Heer,
en met elke morgen,
keert Zijn goedheid weer.
Schoon g’ in ’t verdriet,
nergens uitkomst ziet,
groter dan de Helper,
is de nood toch niet.
Wat ons ontviele,
Redder in nood,
red slechts onze ziele,
uit zond’ en dood.
Gebeden
Kinderen komen terug van de bijbeluren en oppas
Collectes voor:
1. Kerk
2. Evangelisatie
Beveel gerust uw wegen (Lvdk 427: 1, 5)
Beveel gerust uw wegen,
Al wat u ’t harte deert,
der trouwe hoed’ en zegen
van Hem, die ’t al regeert.
Die wolken, lucht en winden
wijst spoor en loop en baan,
zal ook wel wegen vinden
waarlangs uw voet kan gaan.
 
Laat Hem besturen, waken,
’t is wijsheid wat Hij doet!
Zo zal Hij alles maken,
dat ge u verwondren moet,
als Hij, die alle macht heeft,
met wonderbaar beleid
geheel het werk volbracht heeft,
waarom gij thans nog schreit.
Zegen (staande)