Kerkdiensten kijken of luisteren

Er is op dit moment een uitzending
U kunt nu meeluisteren

Klik op ▶ afspelen

 
Uitzending met beeld, klik   hier om te kijken.


Zondag 26 okt 2025, middagdienst

Voorganger: ds. G.M. Bijkerk
Welkom
Psalm 84: 1, 2, 4 (dnp)
Hoe lief heb ik uw woning, HEER!
Verlangend vraag ik telkens weer
daar uw nabijheid te ervaren.
In de beschutting van uw huis
zijn zelfs de mus en zwaluw thuis:
zij nestelen bij uw altaren.
Gelukkig wie daar dag aan dag
bij U woont en U prijzen mag.

 
Gelukkig wie gesterkt in U
als pelgrims door het hier en nu
blijven verlangen naar uw wegen.
Zij weten wie hen helpen zal:
zelfs in het uitgedroogde dal
daalt zegen op hen neer als regen.
Verfrist mogen zij verder gaan;
straks komen zij in Sion aan.

 
De HEER, die ons bescherming biedt,
ontzegt zijn goede gaven niet
aan wie op Hem hun leven richten.
Genade geeft Hij hun altijd;
zij delen in zijn heerlijkheid.
Hij zal hen als een zon verlichten.
Heer van de hoogste legermacht,
gelukkig is wie U verwacht.
Stil gebed, votum en groet (staande)
Openingstekst: Romeinen 12: 18
18Leef, zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, in vrede met alle mensen.
Psalm 66: 3, 6 (nb)
Doe onze God uw loflied horen,
gij volken, zingt alom op aard,
looft Hem door wie wij zijn herboren,
die ons voor wank’len heeft bewaard.
Gij toetst ons, Gij beproeft ons leven,
zoals men erts tot zilver smelt.
Gij die ons, aan het vuur ontheven,
gelouterd voor uw ogen stelt.
 
Gij die God vreest, ik zal u spreken
van al wat aan mij is geschied.
Nauw richtte ik tot Hem mijn smeken,
of in mijn hart was reeds een lied.
Zou God mij hebben willen horen,
wanneer ik onrecht had beraamd?
Maar Hij nam mijn gebed ter ore,
Hij heeft mijn bidden niet beschaamd.
Gebed
Bijbellezing: Romeinen 12: 1-2, 9-21
1Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst. 2En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word innerlijk veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is. 9Laat de liefde ongeveinsd zijn. Heb een afkeer van het kwade en houd vast aan het goede. 10Heb elkaar hartelijk lief met broederlijke liefde. Ga elkaar voor in eerbetoon. 11Wees niet traag wat uw inzet betreft. Wees vurig van geest. Dien de Heere. 12Verblijd u in de hoop. Wees geduldig in de verdrukking. Volhard in het gebed. 13Wees deelgenoot in de noden van de heiligen. Leg u toe op de gastvrijheid. 14Zegen wie u vervolgen. Zegen hen en vervloek hen niet. 15Verblijd u met hen die blij zijn, en huil met hen die huilen. 16Wees eensgezind onder elkaar. Streef niet naar de hoge dingen, maar houd u bij de nederige. Wees niet wijs in eigen oog. 17Vergeld niemand kwaad met kwaad. Wees bedacht op wat goed is voor alle mensen. 18Leef, zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, in vrede met alle mensen. 19Wreek uzelf niet, geliefden, maar laat ruimte voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, zegt de Heere. 20Als dan uw vijand honger heeft, geef hem te eten, als hij dorst heeft, geef hem te drinken, want door dat te doen, zult u vurige kolen op zijn hoofd hopen. 21Word niet overwonnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.
Bijbellezing: Genesis 26: 12-33
12Izak zaaide in dat land en oogstte in dat jaar het honderdvoudige, want de HEERE zegende hem. 13De man kreeg aanzien, ja, gaandeweg meer aanzien, totdat hij zeer aanzienlijk geworden was. 14Hij had kudden kleinvee en kudden runderen, en een groot aantal slaven, zodat de Filistijnen jaloers op hem werden. 15Al de putten die de dienaren van zijn vader in de dagen van zijn vader Abraham gegraven hadden, stopten de Filistijnen dicht en vulden ze met aarde. 16Toen zei Abimelech tegen Izak: Ga van ons weg, want u bent veel machtiger geworden dan wij. 17Toen ging Izak vandaar weg en hij sloeg zijn kamp op in het dal van Gerar; daar bleef hij wonen. 18En Izak keerde terug en groef de waterputten weer op die zij in de tijd van zijn vader Abraham gegraven hadden en die de Filistijnen na de dood van Abraham dichtgestopt hadden. Hij gaf ze dezelfde namen als zijn vader ze gegeven had. 19De dienaren van Izak groeven eens in het dal en vonden daar een put met opborrelend water. 20De herders van Gerar kregen daarop onenigheid met de herders van Izak en zeiden: Dit water is van ons. Hij gaf die put de naam Esek, omdat zij ruzie met hem gemaakt hadden. 21Vervolgens groeven ze een andere put, maar zij kregen ook daar onenigheid over; daarom gaf hij hem de naam Sitna. 22Toen brak hij vandaar op en groef een andere put en daarover kregen zij geen onenigheid. Daarom gaf hij hem de naam Rehoboth, want, zei hij, nu heeft de HEERE ruimte voor ons gemaakt en zullen wij vruchtbaar zijn in dit land. 23Hij vertrok vandaar naar Berseba. 24De HEERE verscheen hem in die nacht en zei: Ik ben de God van Abraham, uw vader. Wees niet bevreesd, want Ik ben met u; Ik zal u zegenen en uw nageslacht talrijk maken omwille van Abraham, Mijn dienaar. 25Toen bouwde hij daar een altaar en riep de Naam van de HEERE aan. Hij zette daar zijn tent op en de dienaren van Izak groeven daar een put. 26Toen kwam Abimelech vanuit Gerar naar hem toe, samen met zijn vriend Ahuzzath en zijn legerbevelhebber Pichol. 27Izak vroeg hun: Waarom komt u naar mij toe, terwijl u mij haat en mij bij u weggestuurd hebt? 28Zij antwoordden: Wij hebben duidelijk gezien dat de HEERE met u is. Daarom hebben we gezegd: Laat er toch een overeenkomst onder ede tussen ons zijn, tussen ons en u; laten we een verbond met u sluiten: 29dat u ons geen kwaad zult doen, zoals wij u niet aangeraakt hebben, en zoals wij u alleen maar goed behandeld hebben en u in vrede hebben laten vertrekken. Nu bent u immers de gezegende van de HEERE! 30Toen richtte hij voor hen een maaltijd aan en zij aten en dronken. 31Zij stonden 's morgens vroeg op en zwoeren elkaar een eed. Daarna liet Izak hen gaan en zij gingen in vrede bij hem weg. 32Het gebeurde nog op diezelfde dag dat de dienaren van Izak hem kwamen vertellen over de put die zij gegraven hadden; zij zeiden tegen hem: Wij hebben water gevonden! 33Hij noemde hem Seba en daarom is de naam van die stad Berseba, tot op deze dag.
Heidelbergse Catechismus Zondag 12: vraag 31
Waarom wordt Hij Christus, dat is Gezalfde, genoemd?
- Omdat Hij door God de Vader aangesteld en met de Heilige Geest gezalfd is tot onze hoogste Profeet en Leraar, die ons het verborgen raadsbesluit en de wil van God aangaande onze verlossing volkomen geopenbaard heeft; tot onze enige Hogepriester, die ons met het enige offer van zijn lichaam verlost heeft en met zijn voorbede steeds voor ons pleit bij de Vader; en tot onze eeuwige Koning, die ons met zijn Woord en Geest regeert en ons in de verworven verlossing beschermt en bewaart.
Bijbellezing: Romeinen 12: 17-18
17Vergeld niemand kwaad met kwaad. Wees bedacht op wat goed is voor alle mensen. 18Leef, zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, in vrede met alle mensen.
Psalm 35: 1, 7, 8 (nb)
Twist, Here, met mijn twisters, strijd
tot Gij uw dienaar hebt bevrijd.
Grijp schild en zwaard, ja snel te wapen
en sla de wolven, red uw schapen.
Zeg tot mijn ziel: Ik ben uw heil,
Ik heb voor u mijn leven veil
maak toch te schande wie mij jaagt
ten dode toe en mij belaagt.
 
Zij spreken toch van vrede niet,
maar zij beogen ons verdriet.
Zij brengen haat en nijd en schande
over de stillen in den lande.
Zij lachen met wijdopen mond.
O Heer, die aller hart doorgrondt,
zie hoe zij spotten over mij:
luister, o God, ga niet voorbij.
 
O Heer, Gij ziet het, zwijg niet stil.
Uw recht beslisse mijn geschil.
Ontwaak, treed toe tot mijn bescherming.
Mijn God, betoon mij uw ontferming.
Doe mij, o hoogste majesteit,
nu recht naar uw gerechtigheid,
laat over mij niet vrolijk zijn
wier hart gevuld is met venijn.
Verkondiging: Uitgedaagd om in vrede te leven met alle mensen
Leer ons het goddelijk beleid (Lvdk 481)
(allen)
O grote God die liefde zijt,
o Vader van ons leven,
vervul ons hart, dat wij altijd
ons aan uw liefde geven.
Laat ons het zout der aarde zijn,
het licht der wereld, klaar en rein.
Laat ons uw woord bewaren,
uw waarheid openbaren.
 
(vrouwen)
Maak ons volbrengers van dat woord,
getuigen van uw vrede,
dan gaat wie aarzelt met ons voort,
wie afdwaalt met ons mede.
Laat ons getrouw de weg begaan
tot allen die ons verre staan
en laat ons zonder vrezen
de minste willen wezen.
 
(mannen)
Leer ons het goddelijk beleid
der liefde te beamen,
opdat wij niet door onze strijd
uw goede trouw beschamen.
Leg ons de woorden in de mond
die weer herstellen uw verbond.
Spreek zelf door onze daden
van vrede en genade.
 
(allen)
Wij danken U, o liefde groot,
dat Christus is gekomen.
Wij hebben in zijn stervensnood
uw diepste woord vernomen.
Nog klinkt dat woord; het spreekt met macht
en het wordt overal volbracht
waar liefde wordt gegeven,
wij uit uw liefde leven.
Gebeden
Collectes voor:
1. Kerk
2. Kerkelijke kassen
Doorgrond mijn hart (Op Toonhoogte 269)
Doorgrond mijn hart, en ken mijn weg o Heer.
Beproef m’ en zie wat niet is tot uw eer.
Is soms de weg, die ’k ga niet goed voor mij?
Leid m’ op de eeuw’ge weg, Heer, maak mij vrij!

 
O Heer heb dank, ’k mag toch de uwe zijn.
Uw dierbaar bloed wast mij van zonden rein.
Doop mij met vuur, opdat ’k mij niet meer schaam.
’k Wil leven Heer, tot eer van uwe naam.

 
Zie Heer, hier ben ’k, maak mij een vat voor U,
woon in mijn hart, vernieuw het, doe het nu.
Verbreek mijn wil, maak m’ ook van hoogmoed vrij.
’k Wil in U blijven Heer, blijf Gij in mij.

 
O, Heil’ge Geest, kom tot uw heerschappij,
schenk een herleving en begin bij mij.
Zegen uw volk, maak ’t als een bruid bereid,
wachtend op Jezus’ komst in heerlijkheid.
Geloofsbelijdenis
Psalm 36: 3, 2 (nb)
Bij U, Heer, is de levensbron,
Gij doet ons klaarder dan de zon
het licht der wereld schouwen.
Schenk toch uw heil dat leven doet
en wees voor wie U kennen goed,
bevestig ons vertrouwen.
geef dat ik niet door ’t ruw geweld
der goddelozen word geveld,
beschaam hun trotse zielen.
Maar zie, daar storten zij al neer,
men stoot ze om, zij zijn niet meer:
zij liggen, waar zij vielen.
 
Uw heil is als de hemel hoog,
uw trouw verheft zich voor ons oog
tot in de hoogste wolken.
Uw recht is als de bergen vast,
uw oordeel als de vloed die wast,
tot schrik voor alle volken.
Uw gunst alleen maakt waarlijk vrij,
ja, over mens en dier wilt Gij
alom uw vleug’len spreiden.
Bij U te wonen, Heer, is goed,
met spijs en drank in overvloed
wilt Gij ons hart verblijden.
Zegen (staande)