Kerkdiensten kijken of luisteren
Er is op dit moment een uitzending
U kunt nu meeluisteren
Klik op ▶ afspelen
Uitzending met beeld, klik
Liturgie voor de dienst van Woord en Gebed op vrijdag 19 september 2025 voorafgaand aan de begrafenis van
Catharina Kleisen-Eikelenboom
-Tinie-
geboren 18 september 1937
overleden 12 september 2025
Voorganger: ds. R.C. Verburg
Tijdens het binnendragen luisteren we naar het lied: ‘Veilig in Jezus’ armen’
Woord van welkom
Aansteken van de Paaskaars door Alfred
Moment van stilte voor persoonlijk gebed
Woord van vertrouwen (staande)
Begroeting uit naam van God (staande)
Psalm 17: 4, 8 (ob)
Maak Uwe weldaân wonderbaar,
Gij, die Uw kind’ren wilt behoeden.
Voor ’s vijands macht en vrees’lijk woeden,
En hen beschermt in ’t grootst gevaar.
Wil mij Uw bijstand niet onttrekken;
Uw zorg bewaak’ mij van omhoog;
Bewaar m’ als d’ appel van het oog;
Wil mij met Uwe vleug’len dekken.
Maar, blij vooruitzicht, dat mij streelt,
Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen;
U in gerechtigheid aanschouwen;
Verzadigd met Uw Godd’lijk beeld.
Gij, die Uw kind’ren wilt behoeden.
Voor ’s vijands macht en vrees’lijk woeden,
En hen beschermt in ’t grootst gevaar.
Wil mij Uw bijstand niet onttrekken;
Uw zorg bewaak’ mij van omhoog;
Bewaar m’ als d’ appel van het oog;
Wil mij met Uwe vleug’len dekken.
Maar, blij vooruitzicht, dat mij streelt,
Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen;
U in gerechtigheid aanschouwen;
Verzadigd met Uw Godd’lijk beeld.
Gebed
Woorden van herinnering door de kinderen Ronald-Jan, Alfred en Angeline
Psalm 43: 3, 4, 5 (ob)
Zend HEER’, Uw licht en waarheid neder,
En breng mij, door dien glans geleid,
Tot Uw gewijde tente weder
Dan klimt mijn bange ziel gereder
Ten berge van Uw heiligheid,
Daar mij Uw gunst verbeidt.
Dan ga ik op tot Gods altaren,
Tot God, mijn God, de bron van vreugd;
Dan zal ik, juichend, stem en snaren
Ten roem van Zijne goedheid paren,
Die, na kortstondig ongeneugt
Mij eindeloos verheugt.
Mijn ziel, hoe treurt ge dus verslagen?
Wat zijt g’ onrustig in uw lot?
Berust in ’s HEEREN welbehagen,
Hij doet welhaast uw heilzon dagen;
Uw hoop herleev’, naar Zijn gebod;
Mijn Redder is mijn God
En breng mij, door dien glans geleid,
Tot Uw gewijde tente weder
Dan klimt mijn bange ziel gereder
Ten berge van Uw heiligheid,
Daar mij Uw gunst verbeidt.
Dan ga ik op tot Gods altaren,
Tot God, mijn God, de bron van vreugd;
Dan zal ik, juichend, stem en snaren
Ten roem van Zijne goedheid paren,
Die, na kortstondig ongeneugt
Mij eindeloos verheugt.
Mijn ziel, hoe treurt ge dus verslagen?
Wat zijt g’ onrustig in uw lot?
Berust in ’s HEEREN welbehagen,
Hij doet welhaast uw heilzon dagen;
Uw hoop herleev’, naar Zijn gebod;
Mijn Redder is mijn God
Bijbellezing: Romeinen 14: 1-12
1Aanvaard dan wie zwak is in het geloof, maar niet om over meningsverschillen te strijden. 2De een gelooft wel dat hij alles eten mag, maar wie zwak is, eet plantaardig voedsel. 3Wie wel alles eet, moet hem niet minachten die niet alles eet. En wie niet alles eet, moet hem niet veroordelen die alles eet. God immers heeft hem aanvaard. 4Wie bent u, dat u de huisslaaf van een ander oordeelt? Of hij staat of valt, gaat alleen zijn eigen heer aan. Hij zal echter staande gehouden worden, want God is bij machte hem staande te houden. 5De een acht de ene dag boven de andere dag, maar de ander acht al de dagen gelijk. Laat ieder in zijn eigen geest ten volle overtuigd zijn. 6Wie de dag in ere houdt, houdt hem in ere voor de Heere, en wie de dag niet in ere houdt, houdt hem niet in ere voor de Heere. Wie eet, eet voor de Heere, want hij dankt God. En wie niet eet, eet niet voor de Heere, en ook hij dankt God. 7Niemand van ons leeft immers voor zichzelf, en niemand sterft voor zichzelf.8Want als wij leven, leven wij voor de Heere en als wij sterven, sterven wij voor de Heere. Of wij dan leven of sterven, wij zijn van de Heere. 9Want met dit doel is Christus ook gestorven en opgestaan en weer levend geworden, dat Hij zowel over doden als levenden zou heersen. 10U echter, wat oordeelt u uw broeder? Of ook u, wat minacht u uw broeder? Wij zullen toch allen voor de rechterstoel van Christus gesteld worden. 11Want er staat geschreven: Zo waar als Ik leef, zegt de Heere: Voor Mij zal elke knie zich buigen, en elke tong zal God belijden. 12Zo zal dan nu ieder van ons voor zichzelf rekenschap geven aan God.
Psalm 63: 1, 2 (ob)
O God, Gij zijt mijn toeverlaat;
Mijn God, U zoek ik met verlangen,
Zo ras wij ’t morgenlicht ontvangen,
Bij ’t krieken van den dageraad.
O HEER’ mijn ziel en lichaam hijgen,
En dorsten naar U in een land,
Dat, dor en mat, van droogte brandt,
Waar niemand lafenis kan krijgen.
’k Heb U voorwaar in ’t heiligdom
Voorheen beschouwd met vrolijk’ ogen;
Hoe zag ik daar Uw alvermogen;
Hoe blonk Uw Godd’lijk, eer alom.
Want beter dan dit tijd’lijk leven,
Is Uwe goedertierenheid;
Och, wierd ik derwaarts weer geleid!
Dan zou mijn mond U d’ ere geven.
Mijn God, U zoek ik met verlangen,
Zo ras wij ’t morgenlicht ontvangen,
Bij ’t krieken van den dageraad.
O HEER’ mijn ziel en lichaam hijgen,
En dorsten naar U in een land,
Dat, dor en mat, van droogte brandt,
Waar niemand lafenis kan krijgen.
’k Heb U voorwaar in ’t heiligdom
Voorheen beschouwd met vrolijk’ ogen;
Hoe zag ik daar Uw alvermogen;
Hoe blonk Uw Godd’lijk, eer alom.
Want beter dan dit tijd’lijk leven,
Is Uwe goedertierenheid;
Och, wierd ik derwaarts weer geleid!
Dan zou mijn mond U d’ ere geven.
Overdenking
Lichtstad met uw paarlen poorten (ELB 413: 1, 2, 3)
Lichtstad met uw paarlen poorten,
wond're stad zo hoog gebouwd,
nimmer heeft men op deez' aarde,
ooit uw heerlijkheid aanschouwd.
Daar zal ik mijn Heer ontmoeten,
luist'ren naar zijn liefdestem,
daar geen rouw meer en geen tranen
in het nieuw Jeruzalem.
Heilig oord vol licht en glorie
Waar de boom des levens bloeit
En de stroom van levend water
Door de gouden Godsstad vloeit.
Daar zal ik mijn Heer ontmoeten,
luist'ren naar zijn liefdestem,
daar geen rouw meer en geen tranen
in het nieuw Jeruzalem.
Schoon tehuis voor moede pelgrims,
komend uit de zandwoestijn,
waar zij rusten van hun werken,
bij de springende fontein.
Daar zal ik mijn Heer ontmoeten,
luist'ren naar zijn liefdestem,
daar geen rouw meer en geen tranen
in het nieuw Jeruzalem.
wond're stad zo hoog gebouwd,
nimmer heeft men op deez' aarde,
ooit uw heerlijkheid aanschouwd.
Daar zal ik mijn Heer ontmoeten,
luist'ren naar zijn liefdestem,
daar geen rouw meer en geen tranen
in het nieuw Jeruzalem.
Heilig oord vol licht en glorie
Waar de boom des levens bloeit
En de stroom van levend water
Door de gouden Godsstad vloeit.
Daar zal ik mijn Heer ontmoeten,
luist'ren naar zijn liefdestem,
daar geen rouw meer en geen tranen
in het nieuw Jeruzalem.
Schoon tehuis voor moede pelgrims,
komend uit de zandwoestijn,
waar zij rusten van hun werken,
bij de springende fontein.
Daar zal ik mijn Heer ontmoeten,
luist'ren naar zijn liefdestem,
daar geen rouw meer en geen tranen
in het nieuw Jeruzalem.
Dankgebed
U zij de glorie (Opw 213)
U zij de glorie, opgestane Heer!
U zij de victorie, nu en immermeer.
Uit een blinkend stromen daald’ een engel af,
Heeft de steen genomen van ’t verwonnen graf.
U zij de glorie, opgestane Heer!
U zij de victorie, nu en immermeer.
Ziet Hem verschijnen, Jezus onze Heer!
Hij brengt al de zijnen in Zijn armen weer.
Weest dan volk des Heren, blijd’ en welgezind,
en zegt telkenkere; Christus overwint!
U zij de glorie, opgestane Heer!
U zij de victorie, nu en immermeer.
Zou ik nog vrezen, nu Hij eeuwig leeft,
Die mij heeft genezen, Die mij vrede geeft?
In Zijn godd’lijk wezen is mijn glorie groot,
Niets heb ik te vrezen in leven en dood.
U zij de glorie, opgestane Heer!
U zij de victorie, nu en immermeer.
U zij de victorie, nu en immermeer.
Uit een blinkend stromen daald’ een engel af,
Heeft de steen genomen van ’t verwonnen graf.
U zij de glorie, opgestane Heer!
U zij de victorie, nu en immermeer.
Ziet Hem verschijnen, Jezus onze Heer!
Hij brengt al de zijnen in Zijn armen weer.
Weest dan volk des Heren, blijd’ en welgezind,
en zegt telkenkere; Christus overwint!
U zij de glorie, opgestane Heer!
U zij de victorie, nu en immermeer.
Zou ik nog vrezen, nu Hij eeuwig leeft,
Die mij heeft genezen, Die mij vrede geeft?
In Zijn godd’lijk wezen is mijn glorie groot,
Niets heb ik te vrezen in leven en dood.
U zij de glorie, opgestane Heer!
U zij de victorie, nu en immermeer.
Zegen (staande)
Tijdens het uitdragen luisteren we naar het Joodse lied ‘Hemels Jeruzalem’